Voorbeeld 2
A: 30 B: 32 C: 38 D: 40
Het is direct duidelijk dat er geen sprake kan zijn van een monotoon of exponentieel verband, de getallen worden namelijk niet steeds groter of kleiner. Je ziet dat het waarschijnlijk is dat er eerst *3 dan +9 en dan /3 wordt gedaan.
Het antwoord lijkt 36 te zijn. Je zult met dit soort opgave echter soms zien dat het voor de hand liggende antwoord niet tussen de antwoorden staat. Het is uiteraard ook mogelijk dat (bijvoorbeeld) het volgende patroon van toepassing is.
In dit geval is het antwoord 40. Het is dan ook zaak om goed naar de mogelijke antwoorden te kijken en je niet in de war te laten brengen.