Bij analogieën die gebaseerd zijn op een eigenschap/functie relatie, wordt het ene woord gebruikt door het andere; dient het ene woord tot het andere woord; of een variatie op deze mogelijkheden.
Zinnen als “A kan gebruikt worden voor B en C kan gebruikt worden voor D”, of “A wordt gebruikt door B en C wordt gebruikt door D” kunnen je verder helpen bij dit soort opgaven.
Voorbeelden van woordparen zijn: geweer-schieten, ezel-balken, tang-aandraaien, croupier-casino etc.