Elke rij bevat een cirkel, een driehoek en een ster (of de figuren per kolom zijn aan elkaar gelijk).
Het aantal strepen neemt van boven naar beneden met 1 af per stap.
Elke kolom bevat een figuur met een grote miniatuurversie in het midden, een figuur met een kleine miniatuurversie in het midden en een figuur zonder een extra figuur in het midden.
Het antwoord is A.