Bij het onderdeel Verbaal Redeneren (ook wel deductief redeneren) van je capaciteitentest, wordt getest hoe vaardig je bent in het lezen, analyseren en interpreteren van tekst. De vraag bestaat telkens uit een tekstfragment en een (of meerdere) stelling(en). Jij moet de stellingen beoordelen op basis van de tekst, dus niet op basis van algemene kennis of een interpretatie van de tekst. Je hebt bij elke vraag drie mogelijke antwoorden:

• Waar: Je kunt op basis van de tekst met zekerheid vaststellen dat de stelling waar moet zijn.
• Niet waar: Je kunt op basis van de tekst met zekerheid vaststellen dat de stelling niet waar kan zijn.
• Niet te zeggen: Op basis van de tekst is het (in theorie) mogelijk dat de stelling waar is, maar het is ook mogelijk dat de stelling niet waar is.

Op hoofdlijnen is vrijwel elke vraag gericht op een van de onderstaande capaciteiten:

• Tekstbegrip en leessnelheid: Kun je het relevante tekstfragment (snel) vinden en aan de hand hiervan checken of de stelling letterlijk of net anders omschreven in de tekst staat.
• Redeneervermogen / Analytisch lezen: Kun je de elementen van de tekst op waarde schatten en trek je geen voorbarige conclusies.
• Logica: Kun je de juiste logische conclusie verbinden aan de tekst en de stelling op basis hiervan beoordelen. Dit soort vragen lijkt vaak veel op syllogismen.

Via de onderstaande links kun je lezen hoe je dit soort vragen het beste kunt oplossen, drie uitgewerkte voorbeeldvragen bestuderen en zelf drie oefenopgaven maken.

Er zijn verschillende soorten patronen te herkennen die vaak worden toegepast bij numeriek redeneren. Door de uitleg met voorbeeldopgaven van de verschillende patronen goed te bestuderen, zul je de patronen makkelijker herkennen tijdens het assessment, sneller werken en minder fouten maken.

Er zijn verschillende soorten patronen te herkennen die vaak worden toegepast bij figuurreeksen. Door de uitleg met voorbeeldopgaven van de verschillende patronen goed te bestuderen, zul je de patronen makkelijker herkennen tijdens het assessment, sneller werken en minder fouten maken.

Bij een Situational Judgement Test, of een situationele beoordelingstest, wordt getest hoe je zult reageren op situaties die je tegen kunt komen in een professionele omgeving. Een vraag zal altijd het format hebben van een situatieschets en een aantal mogelijke reacties. De situaties kunnen variëren van een boze klant, tot een onverstaanbare collega tijdens een presentatie.

Van jou wordt verwacht dat je aangeeft wat de meest effectieve reactie is in de gegeven situatie. Hierbij komen over het algemeen 4 soorten opdrachten voor:

• Meest en minst effectieve reactie - je moet aangeven wat jij als de beste en/of slechtste reactie ziet in de gegeven situatie.
• Rangschikken van reacties - je moet de mogelijke reacties rangschikken van beste tot slechtste reactie
• Beoordelen van reacties - je moet met een cijfer van 1 tot 5 aangeven hoe effectief de reacties volgens jou zijn (in de praktijk lijkt dit erg op het rangschikken van de reacties)
• "Hoe zou jij reageren?" - Deze vorm lijkt erg op de eerste variant, met het subtiele verschil dat er meer op gestuurd wordt hoe jij persoonlijk zou reageren dan dat er op een objectief beste reactie gestuurd wordt.

Per werkgever kunnen de situaties verschillen, maar de vorm zal vrijwel altijd hetzelfde zijn. Het is nuttig een aantal oefensets te maken, zodat je weet wat je kunt verwachten. Het is echter geen onderwerp waarbij het loont om uren te oefenen.